- glisser
- glisser [gliesee]I 〈onovergankelijk werkwoord〉1 (uit)glijden ⇒ slippen, (ont)glippen2 glijden ⇒ slechts even aanraken, losjes heengaan (over)3 geen indruk maken ⇒ afketsen, geen vat hebben4 〈+ à, dans, vers〉afglijden (naar) ⇒ verschuiven (naar), vervallen (in, tot)♦voorbeelden:1 les anneaux glissent sur la tringle • de gordijnringen schuiven over de roele couloir glisse • de gang is gladglisser à droite • naar rechts trekken 〈auto〉le verre m'a glissé des mains • het glas is uit mijn handen gegliptglisser entre les doigts comme une couleuvre, comme un poisson • zo glad zijn als een aalglisser sur une mauvaise pente • op een hellend vlak zittenglisser sur une pente raide • van een steile helling afglijdenattention, ça glisse! • kijk uit, het is glad!2 glisser sur • glijden overglisser sur un sujet • over een onderwerp niet uitweiden4 glisser à droite • naar rechts trekken 〈van auto〉II 〈overgankelijk werkwoord〉1 laten glijden ⇒ schuiven (in), toeschuiven2 fluisteren3 〈computer〉slepen♦voorbeelden:1 glisser un billet de dix francs à qn. • iemand een briefje van tien frank toestoppenglisser une lettre dans l'enveloppe • een brief in de enveloppe stoppenglisser une maille • een steek overhalenglisser un autre mot dans son discours • een ander woord in zijn speech inlassen2 〈formeel〉 glisser à qn. que • iemand toefluisteren datIII se glisser 〈wederkerend werkwoord〉1 kruipen ⇒ (binnen)sluipen♦voorbeelden:1 〈onpersoonlijk〉 il s'est glissé plusieurs fautes dans le texte • er zijn meerdere fouten in de tekst geslopenil se glissa derrière le mur • hij schoot weg achter de muur1. v1) (uit)glijden2) geen indruk maken3) afglijden (naar)4) laten glijden, schuiven5) fluisteren6) slepen [computer]2. se glisservkruipen, (binnen)sluipen
Dictionnaire français-néerlandais. 2013.